Tractoren Geschiedenis

Van Froelich tot Waterloo Boy

“In this village, John Froelich built the first gasoline tractor that propelled itself backward as well as forward. Far- reaching in its effect on modern agricultural history, it moved out of this village and into the world in 1892” . “In dit dorp bouwde John Froelich de eerste benzinetrekker die zowel voor-als achteruit kon rijden” zo lezen we op een gedenkplaat op een stenen monument in Froelich, Iowa,  het dorp genoemd naar John’s vader  Heinrich (Henry) Froelich.

Het prille begin
John Froelich, geboren in 1849 in het kleine gehucht Giard, in Clayton County, Iowa was de zoon van Johannes Heinrich Froelich (soms ook geschreven als ‘Froehlich’) geboren in 1813 in Kassel en Katryn Gutheil. Het waren Duitse immigranten die in 1847 de grote oversteek naar Amerika maakten. Heinrich Froelich vestigde zich daar als akkerbouwer, John was dus voorbestemd om in vaders voetsporen te treden. Tijdens zijn kinderjaren verhuisde hij naar de nabije landelijke gemeenschap van Froelich, een dorp dat genoemd werd naar zijn vader omdat de gronden waar de nederzetting werd opgericht, zijn eigendom waren. Als jonge man hield John toezicht op een graanopslagplaats en een veevoederfabriek. Als leider van een rondreizend team loondorsers doorkruiste hij met een stoommachine en een J.I Case dorsmachine tijdens het oogstseizoen grote delen van Zuid-Dakota en Iowa. Regelmatig had hij op de verafgelegen velden op de‘Great Plains’ problemen met de steenkool bevoorrading voor zijn stoom-aangedreven tractor.  In 1892 loste hij dit dilemma op door een Van Duzen benzinemotor te monteren op het onderstel van zijn Robinson stoommachine. Hoewel veel graantelers nogal sceptisch maar ook nieuwsgierig reageerden op zijn uitvinding werden zij snel de mond overtuigd door het succes van zijn Froelich tractor-dorsmachinecombinatie. Het eerste seizoen oogstte zijn team tijdens een 52 dagen campagne niet minder dan72.000 bushels graan, omgerekend in ton is dat ongeveer 2.000 ton. Men moet het ijzer smeden terwijl het heet is, Froelich richtte daarom samen met een aantal investeerders de Waterloo Gasoline Traction Engine Company op in Waterloo, een stad in volle ontwikkeling en een belangrijk productiecentrum van de voedselverwerkende industrie. Het eerste jaar na de oprichting bouwde het bedrijfje vier tractoren waarvan er twee werden verkocht die al snel door de ontevreden klanten werden teruggebracht Een teleurstellend resultaat waarop Froelichs zakenpartners hem vroegen zijn tractorambities te laten varen en zich te richten op de meer lucratieve productie van verplaatsbare of stationaire benzinemotoren. John Froelich zag dat niet zitten en verliet het bedrijf in 1895 om zijn tractor experimenten verder te zetten in Dubuque. Met weinig succes trouwens want even later verhuisde hij naar St. Paul in Minnesota, waar hij werkte als financieel adviseur. Hij had vier kinderen met zijn vrouw, Kathryn Bickel, en overleed in relatieve onbekendheid in 1933. Na zijn vertrek uit Waterloo veranderde de bedrijfsleiding de naam van het bedrijf in ‘Waterloo Gasoline Engine Company’. en concentreerde  het bedrijf zich op de bouw van stationaire horizontale tweecilindermotoren. Met succes trouwens, dat blijkt ook uit de stijgende verkoopcijfers van de motoren, 268 in 1906  tot meer dan 13.000 vier jaar later. Toch wordt ook na Froelich’s vertrek nog verder met zelfrijdende voertuigen geëxperimenteerd. In 1896 wordt één ‘traction engine’ gebouwd en een tweede in 1897. Naast motoren worden er ook melkmachines, waterpompen, mestverspreiders en motoren op een vierwielig chassis gebouwd. Omdat de tijd rijp was en onder druk van de concurrentie werd de ontwikkeling van tractoren weer opgenomen.

De eerste Waterloo Boy
In 1912 komt de eerste Waterloo Boy tractor op de markt. Het is een Model TP dat uitgerust was met een viertakt viercilinder Parkhurst motor met een inhoud van 8,9 liter en twee versnellingen. In 1913 komt Model P (P staat voor de Parkhust motor) op de markt, een rupsversie van de TP waarvan er niet meer dan 2 werden gebouwd. Beide modellen waren de enige Waterloo Boy tractoren met een viercilindermotor. Eveneens in 1913 komt de L op de markt, een lichtere trekker met een 2-cilindermotor met 15 pk voor de kleinere bedrijven. Van deze trekker met 2 versnellingen worden er ook maar 2 stuks gebouwd. Van zijn opvolger de LA worden er 29 gebouwd waarvan negen driewielers. Onder de naam Model C wordt ook een variant van de LA uitgebracht met vierwielaandrijving. In 1914 wordt de productie van alle bestaande modellen gestaakt en wordt een nieuwe Waterloo Boy Model R geïntroduceerd, het eerste type van een lange rij. De R , of 12-24 (kostprijs 985 dollar) was uitgerust met een horizontale 2-cilinder kerosine motor en had slechts één versnelling. Dit type R was het eerste commerciële succes. In 1917 krijgt de trekker het gezelschap van Model N of 12-25, (kostprijs 1150 dollar). Rond dat tijdstip verschijnt ook John Deere op het toneel, in 1910 had John Deere nog geen tractor in zijn productengamma. Daarom wilden ze de Gas Traction Company  uit Minneapolis kopen die met hun Big Four Model 30 veel succes hadden. Het plan mislukte echter waarna het management in 1912 aan chef ingenieur C.H. Melvin de opdracht geeft een trekker te ontwikkelen die heel wat meer moest kunnen dan alleen maar een ploeg trekken. William Butterworth, voorzitter van de Raad van Bestuur, had zo zijn twijfels bij het project. Er waren al veel bedrijven over kop gegaan ten gevolge ondoordachte beslissingen (in die periode waren er in de V.S. meer dan 100 trekkerbouwers actief!) en het prototype bevestigde alleen maar zijn vermoeden. De trekker was namelijk niet sterk genoeg en bovendien niet erg betrouwbaar zodat na 2 jaar van experimenteren het hele project werd gestaakt. Joseph Dain, lid van de raad van Bestuur en sinds 1914 hoofd van de tractorontwikkeling, begint dan zelf aan een nieuw ontwerp dat zes maand later gedetailleerd op papier stond waardoor hij zijn collega’s kon overtuigen. Voorwaarde was wel dat de trekker niet meer dan 700 dollar mocht kosten. Nog eens zes maand later, in maart 1916 kan de productie beginnen. Het ontwerp van Dain was een ‘omgekeerde’ driewielige trekker met twee wielen vooraan en een wiel achteraan en uitgerust met een viercilinder motor. Een eerste serie van 100 trekkers zou gebouwd worden in de John Deere fabriek in East Moline waar ook de maaibinders werden gemaakt. Probleem was wel dat de ‘All-Wheel-Drive’ trekkers uiteindelijk het dubbele kostten dan oorspronkelijk geraamd. Na de eerste serie van 100 stuks zou een tweede serie van 100 stuks gebouwd worden maar gezien de hoge kostprijs wilde de verkoop niet vlotten. Bovendien moest er meer productiecapaciteit komen, die was in Moline niet voor handen. Het management zocht daarom een nieuwe locatie die ze vonden in het 150 kilometer verder gelegen Waterloo. Zo kwamen ze dus onbewust (?) terecht vlakbij de Waterloo Gasoline Engine Company en de Waterloo Boy, hun grote concurrent. Na een grondig onderzoek naar de kwaliteit van die trekker, werd in 1918 besloten de ganse fabriek te kopen voor een bedrag van 2,35 miljoen dollar, ongeveer 32 miljoen dollar aan de huidige koers.

John Deere neemt over
De verkoop omvatte alleen de tractoren en de stationaire motoren. John Deere kreeg door die overname een populaire trekker in handen die de helft goedkoper was dan de eigen trekker met daar bovenop nog een goed gevuld orderboekje. De productie van de technisch betere ‘All-Wheel-Drive’ trekker werd definitief afgevoerd. De Waterloo Boy N, die amper een jaar in productie was bij de overname, was uitgerust met een horizontale watergekoelde tweecilinder petroleummotor met een vermogen van 12 pk aan de trekstang en 25 pk aan de riemschijf. De N werd ook de ‘3-Plow tractor’ genoemd omdat hij onder normale bodemcondities een 14-duims drieschaarploeg kon trekken. In tegenstelling tot de Waterloo Boy R was dit Model N uitgerust met een transmissie met 2 versnellingen vooruit. Bij de eerste uitvoeringen van de N typen bestond de stuurinrichting nog uit een trommel met kettingen. Vanaf 1920 werd het systeem vervangen door een stuurstang. De Waterloo Boy trekkers hadden nog andere interessante kenmerken. Zo bevond de versnellingsbak zich aan de linkerzijde van de motor i.p.v. ervoor of erachter. De versnellingsbak was bovendien alleen aan de motor gekoppeld als de trekker reed en niet bij gebruik van de riemschijf. Die riemschijf werd trouwens direct vanaf de krukas aangedreven. Hoewel er maar 3 basismodellen waren, namelijk L, R en N, werden van deze modellen toch een aantal verschillende versies gebouwd. De R tractor kan men herkennen aan de radiator die aan de rechterkant was gemonteerd achter de horizontale brandstoftank met kleine diameter. Bij de N zit de radiator aan de linkerkant achter een bredere brandstoftank. Verder had het aandrijfrad op de achterwielen van de R een kleinere diameter als het wiel zelf terwijl bij de N de diameter vrijwel gelijk is.

Na de overname van de Waterloo Gasoline Engine Company zet John Deere de productie van de N gewoon verder tot in 1924, wel wordt in 1923 het model D geïntroduceerd, de eerste echte John Deere trekker. Van het type N werden in totaal 21.392 stuks gebouwd. Een deel van de Waterloo Boy productie, namelijk 4.000 stuks, worden tussen 1915 en 1919 in kratten naar de L.J. Martin’s Overtime Farm Tractor Company in Engeland verscheept. In Londen worden ze in elkaar gezet en verkocht onder de naam ‘Overtime’. Eigenaar van de prachtig gerestaureerde ‘oldtimer’ trekker bij dit artikel is Michel Geldof, een fervent Belgisch verzamelaar van historische landbouwtrekkers die er zelfs een eigen tractoren museum op nahoudt  (www.geldof-tractors.be )

 

                                                                          Frans Vanbaelen

 

Gerelateerd

Tags

Delen

  • Recent
  • Popular
  • Tag
  • Het korte bestaan van de GéDé tractor

    Het korte bestaan van de GéDé tractor

    0 Comments

    Nederlandse trekkermerken, je kan er waarschijnlijk niet direct een noemen maar ze hebben wel degelijk bestaan. In de eerste plaats denken we dan vooral aan Brons en GéDé die toch behoorlijk wat trekk...
  • Ford TW: Europeaan met Amerikaanse roots

    Ford TW: Europeaan met Amerikaanse roots

    0 Comments

    Ford TW: Europeaan met Amerikaanse roots *Tekst: Jan Ebinger,  Beeld: Jan Ebinger & Maarten Martens & Davy Tandt In 1979 lanceert Ford Motor Company tijdens de Sima de TW-serie. De d...
  • Geschiedenis van PZ Geldrop

    Geschiedenis van PZ Geldrop

    0 Comments

    Het was in 1937 ten tijde van de economische crisis dat Piet Zweegers van baron Van Tuyll van Serooskerken 5000 gulden leende om zich uit te kunnen kopen bij het noodlijdende GELRIA; Genoemd naar Geld...
  • Chamberlain, een tractorfabrikant  uit  Australië

    Chamberlain, een tractorfabrikant uit Australië

    0 Comments

    Een klein vraagje: wat  is het resultaat als men een Chamberlain ‘Champion MK II’ uit 1960 en een Fiat 50 rupstrekker uit 1950  sloopt en vakkundig samengevoegd tot é&eacu...